Een nieuwe tramverbinding tussen Utrecht en Nieuwegein -de Merwedelijn- is daarvoor onmisbaar, zo blijkt uit de eerste resultaten van de MIRT Verkenning OV en Wonen regio Utrecht. Er zijn tot 2040 165.000 nieuwe woningen nodig in de provincie Utrecht. Daarnaast neemt het aantal arbeidsplaatsen in die periode toe met 110.000. Dit betekent een aanzienlijke toename in verkeer. Het huidige verkeersnet in de regio zou nog meer onder druk komen te staan als de mobiliteitstoename vooral door autoritten zou gebeuren. Daarom is van groot belang dat het openbaar vervoer sterk wordt verbeterd.
Schaalvergroting
Naar verwachting gaan 50.000 tot 60.000 reizigers per dag gebruik maken van de Merwedelijn. Daarmee is de Merwedelijn een zeer belangrijke schakel in de schaalvergroting in het openbaar vervoer. Deze schaalvergroting is nodig om de gewenste groei in woningen en arbeidsplaatsen mogelijk te maken. De Merwedelijn kan op termijn nog intensiever worden benut bij verlenging naar Rijnenburg en extra woningbouw in de A12-zone (Groot Merwede). Ook andere maatregelen zijn nodig om het OV in de regio te verbeteren. Hierbij gaat het om de verhoging van de frequentie van de tram naar het Utrecht Science Park (USP), een betere busroute over de Waterlinieweg en mogelijk een tweede busbaan op het USP.
Verder uitzoeken
Komende maanden richt de MIRT Verkenning zich op het verder uitzoeken van de manier waarop de Merwedelijn kan worden aangelegd. Gekeken wordt naar de voor- en nadelen van bepaalde routes en haltes, of het maakbaar is, welke kosten daarmee zijn gemoeid en hoeveel mensen we verwachten dat er gebruik van gaan maken. Ook onderzoeken we waar een halte van de Merwedelijn bij Utrecht Centraal Station het beste kan worden aangelegd en waar de route boven- of ondergronds kan liggen. De mogelijkheid om de tram door te trekken naar het te ontwikkelen stedelijk gebied in Rijnenburg wordt eveneens onderzocht. Als dat allemaal preciezer in beeld is, kan bepaald worden welke route en haltes de voorkeur hebben.
Eerste onderzoeksresultaten laten zien dat de aanlegkosten voor de beoogde maatregelen niet binnen de gereserveerde bedragen blijven. Daarom wordt ook gekeken naar mogelijkheden voor versobering en fasering van de uitvoering, zodat er meer inzicht is in wat er mogelijk is binnen het beschikbare budget van 1,2 miljard euro. Daarnaast zijn we in gesprek over mogelijkheden voor extra budget.
Besluitvorming
De resultaten van dit onderzoek worden bekend in de tweede helft van 2025. Op basis hiervan nemen bestuurders van opdrachtgevende partijen, namelijk het Rijk, de provincie en de gemeenten Utrecht en Nieuwegein, mogelijk eind 2025 een besluit over een voorkeursalternatief. Hierin staat beschreven welk pakket aan maatregelen de partijen willen uitvoeren.
Als een voorkeursalternatief wordt vastgesteld, volgt in 2026 een periode waarin iedereen op de voorgenomen maatregelen kan reageren en is formele inspraak mogelijk. De Tweede Kamer, Staten van de Provincie Utrecht en de gemeenteraden van Utrecht en Nieuwegein moeten dan ook instemmen met het besluit.
Meer informatie
De inzichten en resultaten die tot nog toe zijn verzameld leest u in het Tussenbericht. Meer informatie leest u in het Verkenningenrapport, Participatierapport, Maatschappelijke Kosten en Baten Analyse (MKBA) en het advies van het Q-team (klankbordgroep).
Spreekuren
Heeft u nog vragen?
Dan kunt u ons mailen op uned@utrecht.nl of u aanmelden voor een van onze spreekuren:
donderdag 21 november, 20.00 – 21.00 uur, digitaal
maandag 25 november, 17.00 – 19.00 uur, Bar Beton, boven Utrecht CS
dinsdag 26 november, 10.00 – 12.00 uur, Buurtplein Galecop, Nieuwegein
woensdag 27 november, 17.00 -19.00 uur, Buurtplein Galecop, Nieuwegein
vrijdag 29 november, 12.00 – 14.00 uur, Bar Beton, boven Utrecht CS
MIRT Onderzoek
Ook andere maatregelen zijn nodig om de bereikbaarheid en leefbaarheid van de regio Utrecht te waarborgen, zodat het aantal woningen en arbeidsplaatsen kan toenemen. Zo zijn investeringen nodig in het wegennet (A2, A12 en regionale en lokale wegen) en het fietsnetwerk. Dit is gebleken uit het MIRT Onderzoek A12-zone en Rijnenburg.